- Snel herstel met onze oefeningen
- Trainingsprogramma’s op maat
- Betrouwbare informatie van de sportzorgprofessional
Hypermobiliteit
Hypermobiliteit is geen ziekte, maar een verschijnsel. Het komt bij 10% tot 15% van de mensen voor, driemaal vaker bij vrouwen dan mannen. Ook komt het vaker voor bij mensen van Aziatische of Afrikaanse afkomst. Bij kinderen en adolescenten komt hypermobiliteit het meest voor. In bepaalde takken van sport is het zelfs een groot voordeel, bijvoorbeeld bij turnen of ballet.
Flexibel gewricht
Als bindweefsel en banden rondom een gewricht erg soepel zijn, kan dit zorgen voor een flexibel gewricht. De toename van flexibiliteit van de gewrichten is het gevolg van een andere samenstelling van het bindweefsel. Dit is genetisch vastgelegd, waardoor hypermobiliteit vaak erfelijk is. Omdat er zoveel verschillende uitingen zijn van hypermobiliteit, zijn er waarschijnlijk vele soorten (combinaties van) onderliggende genafwijkingen mogelijk. Er is hier is nog onvoldoende over bekend.
Hypermobiliteit versus lenigheid
Lenigheid komt in verschillende gradaties voor en is niet hetzelfde als hypermobiliteit. Als een minimum aantal gewrichten een bepaalde hoge mate van lenigheid heeft, kan er gesproken worden van hypermobiliteit. Hier zijn speciale criteria voor opgesteld, de Beighton criteria, die de (sport)arts of fysiotherapeut hanteren bij het vaststellen van de diagnose.
Natuurlijk verouderingsproces bindweefsel
Door het natuurlijke verouderingsproces wordt bindweefsel op latere leeftijd vanzelf iets stugger. Hierdoor kan het zijn dat sommige mensen ‘er over heen groeien’. De flexibiliteit van de gewrichten hoeft geen klachten te geven.
Hypermobiliteitssyndroom
Hypermobiliteit kan onderdeel zijn van een syndroom met vervelende pijnklachten. Sommige mensen hebben hierbij ook typerende uiterlijke kenmerken aan huid of postuur. Deze hebben een overlap met andere bindweefselziektes. Als hypermobiliteit klachten geeft en voldoet aan de Brighton criteria, kan er gesproken worden van het hypermobiliteitssyndroom. De uiterlijke kenmerken zijn ook opgenomen in de Brighton criteria en kunnen helpen bij de diagnose. Er is dus geen foto, scan of bloedonderzoek waarmee de diagnose hypermobiliteitssyndroom met zekerheid vastgesteld kan worden.
Er is nog onvoldoende bekend over de verantwoordelijke genen. Omdat mensen met hypermobiliteitssyndroom onderling veel kunnen verschillen, is er mogelijk sprake van meerdere variaties van genmutaties en misschien dus verschillende soorten aandoeningen. Momenteel kan dit onderscheid nog niet gemaakt worden en valt het allemaal nog onder 1 noemer: het hypermobiliteitssyndroom.
Andere bindweefselziektes
Hypermobiliteit kan ook een kenmerk zijn van een aantal (ernstige en zeldzame) bindweefselziektes. Bij deze ziektes is ook het bindweefsel van de huid, vaten en/of de organen aangedaan. Patiënten met deze aandoeningen kunnen hierdoor zelfs levensgevaarlijke problemen ontwikkelen. Voorbeelden hiervan zijn de ziekte van Ehler-Danlos, ziekte van Marfan, syndroom van Loeys-Dietz en osteogenesis imperfecta. In sommige literatuur wordt het hypermobiliteitssyndroom ook wel het Ehler-Danlos type III genoemd. Deze twee aandoeningen hebben veel overeenkomsten, maar lijken toch wel twee verschillende aandoeningen te zijn.
Bij de hierboven genoemde bindweefselziektes is meer bekend over de genafwijkingen en kan vaak wel getest worden op de diagnose. Als er bijkomende afwijkingen in uiterlijk/postuur, huid, vaten en/of organen zijn, dan kan er een verdenking zijn op een bindweefselziekte en besloten worden om hierop te testen. Als er alleen sprake is van hypermobiliteit, dan is dit niet noodzakelijk.
Hypermobiliteit en sport
Hypermobiliteit kan, zoals eerder genoemd, in sommige sporten een voordeel geven. Naast sporten waarbij deze lenigheid duidelijk zichtbaar is (turnen, ballet), zijn er bijvoorbeeld ook voordelen voor zwemmers bij de vlinderslag en een werper bij honkbal.
Er zijn echter ook nadelen geassocieerd met hypermobiliteit die sporten en sportprestaties in de weg kunnen staan:
- Gewrichten kunnen door de grote bewegelijkheid instabiliteitsklachten geven. Dit kunnen pijnklachten zijn, of zelfs leiden tot (sub)luxatie van het gewricht (zoals een schouder uit de kom). Als hiervan sprake is, kunnen contactsporten (bijvoorbeeld rugby en football) ontraden worden. Andere vormen van sport, zoals krachttraining, wordt juist wel aangeraden. Met het sterker maken van spieren rondom een gewricht, kan het stabieler aanvoelen en worden.
- Pezen en peesaanhechtingen (en hierdoor ook de spieren) zijn mogelijk sneller geïrriteerd bij hypermobiliteit. Hierdoor kunnen bij een lagere sportbelasting al vervelende blessures ontstaan. Toch is gerichte training juist wel gewenst, omdat met het sterker maken van spieren en pezen de belastbaarheid omhoog gaat.
- Gewrichtspijnen komen vaker voor bij mensen met hypermobiliteit. De hierboven genoemde problemen dragen allen bij aan deze klacht. Hierdoor is het wel aan te raden om (gedoseerd) te blijven sporten.
- Vermoeidheid is een veelgenoemde klacht bij mensen met hypermobiliteit. Het ervaren van pijn kost energie en kan vermoeidheidsklachten geven. Over andere mechanismen die bij zouden kunnen dragen aan deze vermoeidheid, is weinig bekend. Het advies is om, ondanks dit soort klachten, wel in beweging te blijven. Sport heeft een positief effect op vermoeidheidsklachten.
- Je ziet vaker meer angststoornissen en depressieve verschijnselen bij mensen met hypermobiliteit. Dit lijkt niet verklaard te kunnen worden door de klachten en problemen die hypermobiliteit met zich mee kan brengen, maar lijkt een genetische grondslag te hebben. Sport en bewegen hebben een positief effect op dit type klachten.
Sportadviezen bij hypermobiliteit
Vanwege alle positieve effecten op hypermobiliteit en hieraan gerelateerde klachten, is sport en bewegen aan te raden. Er zijn een aantal aandachtspunten om rekening mee te houden:
- Een rustige opbouw van de activiteiten is belangrijk om overbelasting te voorkomen. Hierbij is het ook aan te raden om een warming up en cooling down bij iedere activiteit te doen.
- Pas de training aan als er klachten of problemen zijn. Raadpleeg een arts als er sprake van een nieuwe klacht of als de klacht heviger is dan anders.
- Plan activiteiten goed in, wat vaker kort actief zijn is beter vol te houden en geeft sneller herstel dan één lange sportsessie.
- Gerichte krachttraining en stabiliteitstraining kan de belastbaarheid vergroten en een stabiliserend effect hebben op gewrichten, waardoor andere vormen van sport en bewegen beter gaan. Een (sport)fysiotherapeut of personal trainer kan hier begeleiding bij geven.
- Vermijd het overmatig rekken en stretchen van de aangedane gewrichten.
- Kies voor een passende en leuke activiteit, dit is beter vol te houden. Als intensief bewegen niet tot de mogelijkheden behoort, is rustig bewegen een goed alternatief.
- Contactsporten worden afgeraden bij herhalende problemen met luxerende gewrichten (gewrichten uit de kom).
- Goede sportschoenen en eventueel inlegzolen kunnen ondersteunend helpen bij doorgezakte voeten en platvoeten. Mogelijk kan dit klachten en blessures voorkomen. Een podotherapeut kan hierin adviseren en inlegzolen aanmeten.
- Bij instabiliteitsklachten kan een brace prettig aanvoelen tijdens het sporten. Na een verstuiking van de enkel is een brace een bewezen middel om een nieuwe verstuiking te helpen voorkomen.
Sportarts
Een sportarts kan met een sportmedisch onderzoek een advies op maat geven. Met een verhoogd risico op blessures is een aangepast trainingsplan aan te raden. Juist door de vele individuele verschillen bij mensen met hypermobiliteit en hypermobiliteitssyndroom, is een persoonlijk advies waardevol.
Kijk ook op: Hypermobiliteit bij kinderen
Willemijn Diemer, basisarts en sportarts i.o.
Willemijn is sportarts in opleiding bij Sportmedische Centra Plemper.
Sandra Chung, sportarts
Sandra Chung is teamarts van KNKV U17 en U19 en onder andere werkzaam bij Jessica Gal Sportartsen op locatie Amsterdam en locatie Haarlem. Sportarts Sandra Chung is lid van de Vereniging voor Sportgeneeskunde.
Referenties:
- Baeza-Velasco CMA, Gély-Nargeot MC, Pailhez G, Vilarrasa AB. Joint Hypermobility and Sport: A Review of Advantages and Disadvantages. Current Sports Medicine Reports: September/October 2013 - Volume 12 - Issue 5 - p 291–295 doi: 10.1249/JSR.0b013e3182a4b933
- Grahame R. The revised (Brighton 1998) criteria for the diagnosis of benign joint hypermobility syndrome (BJHS). J Rheumatol. 2000;27:1777–1779
- Knoepp R, McDermott KC, Muñoz A, Blomquist JL, Handa VL. Joint hypermobility, obstetrical outcomes, and pelvic floor disorders Leise Int Urogynecol J. 2013 May; 24(5): 735–740.
- Malfait F, Hakim AJ , De Paepe A, Grahame R. Review: The genetic basis of the joint hypermobility syndromes. Rheumatology 2006;45:502–507
- Scheper MC, Juul-Kristensen B, Rombaut L, Rameckers EA, Verbunt J, Engelbert RH. Disability in Adolescents and Adults Diagnosed With Hypermobility-Related Disorders: A Meta-Analysis. Arch Phys Med Rehabil. 2016 Dec;97(12):2174-2187.
- Scheper M, de Vries J, Beelen A, de Vos R, Nollet F, Engelbert R. Generalized joint hypermobility, muscle strength and physical function in healthy adolescents and young adults. Curr Rheumatol Rev. 2014;10(2):117-25.
- Scheper MC, de Vries JE, Juul-Kristensen B, Nollet F, Engelbert RHH. The functional consequences of Generalized Joint Hypermobility: a cross-sectional study. BMC Musculoskelet Disord. 2014; 15: 243.